Onderzoeksblog: De kunst van adaptief zijn 2

31 juli 2017

In een blogreeks geef ik toelichting op mijn literatuuronderzoek binnen de masteropleiding Kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.


Het onderzoek is gericht op de wenselijke docentcompetenties binnen special needs ateliers. De aanleiding voor mijn onderzoek werd gevormd door de bevindingen van het door Special Arts geïnitieerde, landelijk onderzoek ‘Kunst Inclusief’ waar uit naar voren kwam dat er behoefte is aan competentieontwikkeling van docenten. Verdere bevindingen waren dat er grote variatie is binnen de ongeveer 150 ateliers in Nederland, in de manier hoe ateliers zijn opgezet en welke opleidingsachtergrond de begeleiders en docenten hebben.

Ik heb veel nagedacht over welke houding en vaardigheden een docent of een beeldend begeleider nodig heeft binnen een atelier, waar over het algemeen een heel diverse groep mensen met een verstandelijke beperking werkt. De groepen kunnen soms zo heterogeen zijn, dat het een groot aanpassingsvermogen vraagt van de docent. Deze houding en vaardigheden worden niet getraind op de docentenopleidingen van de kunstacademies. Daar word je klaargestoomd op een docentschap dat gericht is op een veel homogenere groep leerlingen. Aanpassingsvermogen was voor mij het sleutelwoord in de zoektocht naar literatuur en artikelen voor mijn literatuuronderzoek.

Doelgericht aanpassen wordt in het Engels - in artikelen over educatie - als ‘adaptivity’ of ‘adaptive competency’ aangeduid. Adaptiviteit wordt in veel artikelen in verband gebracht met adaptief leren of adaptief onderwijs. Dat is net iets anders dan een adaptieve competentie of een adaptieve benadering van de docent richting de leerling die hij/zij voor zich heeft. In een van de artikelen wordt adaptieve benadering van de docent als volgt beschreven: Een docent met een sterk adaptief vermogen (high adaptive competency) heeft een verhoogd diagnostisch waarnemingsvermogen in het herkennen van individuele leerprocessen en de leerbehoeften van leerlingen. Zo kan de docent interventies doen op momenten dat de leerling deze nodig heeft. Een adaptieve benadering van de docent maakt het mogelijk dat hij in staat is om de leerling te erkennen in zijn ontwikkeling. Dit bevordert de zelfstandigheid en het actorschap van de lerende, wat bevorderlijk is voor de autonomie in diens eigen leerproces. Actorschap wordt in het onderzoek van ‘Kunst inclusief’ beschreven als de medeverantwoordelijkheid van de lerende over zijn eigen leerproces.

Dit vond ik een fijne bevestiging van mijn ideeën over de wenselijke houding van de docent werkend met heterogene groepen binnen special needs ateliers. De alertheid van de docent op de individuele behoefte en het  adequaat inspelen hierop komt naar voren in het onderzoek naar de adaptieve benadering. Naast een adaptieve benadering moet de docent ook in staat zijn om de instructie en de begeleiding aan te passen en te differentiëren in een heterogene groep, waar het onderlinge leervermogen erg van elkaar kan verschillen.

In de onderzoeken naar gedifferentieerde instructie wordt toegelicht dat positieve leerresultaten geboekt worden bij leerlingen met emotionele moeilijkheden en leerbeperkingen, als de docent de leerling weet aan te spreken op zijn of haar individuele leerniveaus. Ook worden er andere positieve effecten geboekt. De leerlingen voelen zich betrokkenen en tonen meer interesse. Dit  geeft ook voldoening voor de docent.

In de artikelen over differentiatie wordt regelmatig gesproken over wederkerigheid van de relatie tussen de docent en de leerling. Een wederkerige, op sociale interactie gerichte relatie tussen docent en leerling stelt de docent in staat om het leerniveau van de leerling te herkennen en de instructie daarop aan te passen. Als de verschillen tussen leerlingen worden erkend, maakt dit individuele succeservaringen mogelijk en kunnen leerlingen aangemoedigd worden in hun ontwikkeling als persoon. Een positief neveneffect van differentiatie, volgens een van de artikelen, zou kunnen zijn dat leerlingen minder snel gelabeld worden en dat hun individuele mogelijkheden tot leren worden geoptimaliseerd. De meeste leerlingen, ook zij die moeilijk leren, hebben eigen talenten en passies. In een gedifferentieerde setting is het mogelijk dat zij hun interesses kunnen onderzoeken en  uiten op eigen niveau, zonder een gevoel van mislukking te moeten ervaren.

Wederkerigheid is ook een van de sleutelbegrippen in het onderzoek van ‘Kunst Inclusief’. In feite geeft het woord aan dat een open en adaptieve houding naar elkaar nodig is om de interactie en het leren tot een gezamenlijke onderneming  tussen de docent en leerling te maken. 
Een adaptieve benadering en gedifferentieerde instructie liggen heel dicht bij elkaar. Het één  beschrijft duidelijk de houding van de docent en de ander meer de vaardigheden als instrumenten in een leersetting.

In de volgende blog zal ik meer vertellen over mijn onderzoek en vooral over de man, die als ‘vader’ van dit gedachtegoed wordt gezien: de Russische ontwikkelingspsycholoog Lev Vygotsky. Hij heeft als inspiratie gediend voor zowel de theorieën over de adaptieve docenten competenties als differentiatie in instructie.

 

Hanna Salonen, Jans Pakhuys, Amersfoort

Ik heb de bronnen naar de artikelen hier weg gelaten om de leesbaarheid te vergemakkelijken. Ik zal het complete literatuuronderzoek en de bronnen bij de laatste blog publiceren.

2201

Wat fijn dat je jouw bijdrage wilt geven! Om dat te doen dien je eerst in te loggen.

Heb je nog geen profiel? Registreer dan eerst om een nieuw profiel aan te maken.

Functie(s):Coördinator
Organisatie:Jans Pakhuys, Amerpoort