Festival Ongekend Talent laat stand van zaken zien
Door Kees van Meel, theaterrecensent en dichter
In maart van dit jaar vond in Breda voor de derde keer Festival Ongekend Talent plaats. Naast het tonen van theaterkunst werden discussies gevoerd, standpunten uitgewisseld en was er aandacht voor knelpunten. Tijdens zeven debatten kwamen veel aspecten over dit onderwerp aan bod, soms uitgewerkt maar vaak nog slechts aangestipt. In dit artikel de belangrijkste opiniërende gedachten en ideeën om ongekend talent meer zichtbaar te maken.
Festival Ongekend Talent wil vooral laten zien wat de tien deelnemende werkplaatsen van de landelijke vereniging Ongekend Talent kunnen brengen voor een zo breed mogelijk publiek. “Ze geven iets terug vanuit hun talent, noem het passie, emotie, betrokkenheid, kwaliteit”, zegt voorzitter Theo Fentrop. “Laat u meeslepen door de werkplaatsen uit het hele land.”
Tijdens de opening op het buitenterrein lopen spelers door elkaar met letters, om daarmee uiteindelijk de naam van het festival ‘Ongekend Talent’ te vormen. Maar voordat dat gebeurd is, is het een gekrioel van ‘verkeerd lopen’, ‘letters door elkaar’ en ‘chaos’. Dit spel symboliseert heel duidelijk de strijd die voorafgaat aan een uitvoering, maar ook de moeizame implementatie van de Wmo: nog lang niet alles is zomaar op zijn plaats gebracht.
1. De waarde van mensen met een beperking
De gemoederen tijdens het debat over de waarde van mensen met een beperking, die in dit geval tevens betekent mensen met een ‘speciale eigenschap’, lopen hoog op. Uiteraard komt de discussie op een gegeven moment op de economische waarde en daardoor op bezuinigingen. Eén van de deelnemers pikt het niet dat er wordt gesuggereerd dat het daarmee allemaal wel meevalt. Hij noemt groepen die door de bezuinigingsdrift ofwel zijn weggevaagd, of bijna gereduceerd tot onbeduidende clubjes. Zoals Theater Maatwerk, waar alle deskundigheid in één klap verdwenen is, of Theatergroep Eskalibur, die voor het laatst op een festival kan spelen.
Niet elk verhaal is zo rampzalig, want er gebeuren ook positieve dingen. Stichtingen in de zorg zoeken een weg in de nieuwe wetgeving en doen dat al of niet creatief en al dan niet vanuit toekomstgericht denken. Bovendien zijn sommige instellingen verder dan andere. De wethouder Zorg en Welzijn van Breda erkent dat de instellingen vaak een logge structuur hebben met enigszins vastgeroeste ideeën. “Het duurt even voordat daar verandering in komt, dat is een kwestie van lange adem. Maar de individuele mens moet het uitgangspunt zijn.” De Bredase wethouder Cultuur signaleert dat kunst en cultuur aan de ene kant en zorg aan de andere kant soms steeds meer uit elkaar getrokken zijn. Hij pleit voor een samengaan van die twee en elkaar tegemoet willen komen. “Je kijkt dan met open ogen en ziet iets gebeuren. Het reikt je een spiegel aan: misschien heb ik tot nu toe wel iets gemist.” Dat ‘missen’ betekent vooral de mogelijkheden en onmogelijkheden van de spelers met beperking te onderkennen.
2. Kwaliteit
Inhoudelijk worden er ook wat noten gekraakt. Want tegenover de bewering dat al deze spelers en kunstenaars toch wel hun kwaliteit hebben, klinkt er ook het volgende geluid:
“Alle kunstuitingen van onze mensen zijn niet per se goed. Het is natuurlijk niet zo dat alles goed is, omdat het door onze mensen gemaakt wordt.” Als je te snel tevreden bent als maker, dan vind je alle producten kritiekloos goed. Net zoals er verschil in kwaliteit is tussen emotionele uitingen in de muziek bijvoorbeeld, zo is dat ook bij deze spelers. En dit kwaliteitsverschil mag wel degelijk onderkend en benoemd worden.
“Niet iedereen kan in Carré optreden en we moeten ervoor waken dat onze spelers dat gaan denken.” De reguliere festivals zitten echt niet speciaal te wachten op groepen met mensen met een beperking, een enkele uitzondering daargelaten, zoals Stap uit België. Kwaliteit is daarom ook juist een van de criteria waaraan groepen met mensen met een handicap moeten voldoen. “Als je onze spelers serieus neemt in kunst, moet je ook aan smaakontwikkeling doen. En daardoor tevens de kwaliteit verhogen.”
3. De makers
Met veel verve vertellen theatermakers waarom ze dit werk doen: ze houden van het vak, houden van mensen en van het begeleiden van groepsprocessen. En meer specifiek: hoe transformeren ze de zin van hun leven in deze rol van de spelers? Daarnaast is er de noodzaak om deze spelers, die niet alleen voor zichzelf en hun eigen omgeving iets mee te delen hebben maar ook naar de buitenwereld, te laten spelen. Die buitenwereld is voor iedere maker essentieel, of dat nu is om die veiliger te laten zijn of om die werkelijkheid aan te kunnen. Volgens enkele enthousiaste, jonge regisseurs is alles gericht op de intentie om spelers zich vanuit zichzelf in hun rol te laten passen.
“Soms kun je een klap voor je kop krijgen door het spel dat de spelers aan het publiek voorschotelen, maar het mag ook weer niet zo heftig gebracht worden dat dat publiek daardoor afhaakt”, zegt een deelnemer aan het debat. Dat wat gezegd moet worden kan via metaforen of rechtstreeks, als het maar overkomt.
4. Het publiek
Het is duidelijk dat het aanwezige publiek iets minder nadrukkelijke ideeën heeft over dit alles, maar dat is een logisch gevolg van hun andere rol en van het feit dat het publiek voornamelijk zeer betrokken is bij de spelers. Kreten als ‘het moet raken, boeien, tederheid uitstralen, echt zijn’ zijn het vaakst te horen, maar ook dat het ‘iets wezenlijks moet raken, een noodzaak moet hebben’. Dat laatste sluit wel weer goed aan bij waarom theatermakers dit werk doen.
Goede bedoelingen alleen volstaan niet om meer publiek te krijgen. De opleiding van spelers dient nog beter te worden, want te snel tevreden zijn is funest. Daar waar je jezelf serieus neemt, doet het publiek dat ook makkelijker. Ook op dit terrein is er emancipatie nodig, zodat theater van mensen met beperking geheel volwaardig wordt. Reguliere kunstenaars hebben vaak ook vooroordelen, waardoor theater met iets extra’s niet als volwaardig wordt aangemerkt. Een gevaar blijft wel dat spelers en ook regisseurs te gauw denken ‘dat het wel erg goed is allemaal’. Een prangende vraag blijft: waarom is er geen officiële acteursopleiding?
Via cultuureducatie proberen diverse theaterdocenten een jong publiek te bereiken. Dat gebeurt door het spelen van theater op scholen en het verzorgen van workshops, die dan weer werkstukken van leerlingen over dit onderwerp opleveren. Er zijn in Nederland ongeveer zesduizend interne cultuurcoördinatoren, die plannen maken en professionals als dramadocenten inhuren. Spelers met een beperking komen zo de scholen in, ook al is die groep nog erg klein. Er is dus nog een hele weg te gaan voordat er een werkelijke integratie komt met jongeren.
5. Benadering
Waar staan we nu als het gaat om de benadering van mensen met een handicap? Is er sinds de jaren zeventig iets veranderd? Is de eenzaamheid bijvoorbeeld verminderd? Wordt er minder weggestopt? Op deze vragen is geen eenduidig antwoord te geven. De individuele kracht wordt meer ‘neergezet’, de woonsituatie is duidelijk veranderd, maar is er werkelijk iets veranderd in hoe mensen naar buiten treden? Er zijn probeersels, zoals Blauwe Bloem, een klasje van mensen met een verstandelijke beperking waar met buddy’s wordt gewerkt. Een gehandicapte krijgt een buddy mee, maar die fungeert ongeveer als ‘oppasser’. Heel mooi voor de kennismaking met gehandicapten, maar geen echte integratie, want het is geen relatie op basis van gelijkwaardigheid. Op andere plekken zijn mbo-opleidingen verweven met groepen gehandicapten, of komen buitenstaanders naar restaurant en theater om te genieten.
Het blijft noodzakelijk om te werken aan de ruimte voor uitgesloten mensen. Zelfs op het niveau van de Verenigde Naties is dat recht vastgelegd, maar dat verdrag is nog niet door Nederland geratificeerd. Op politiek terrein, op macroniveau dus, is nog veel te halen, maar ook de benadering op microniveau is belangrijk. Ga uit van de kracht, gebruik juist de handicap, de beperking als kracht voor een theaterstuk. “Handicaps en hindernissen vormen de motor van de kunst van mensen die gek genoemd worden.” Dat sluit ook aan bij de vraag die gesteld wordt over authenticiteit. Bezoekers ervaren vaak die authentieke speelstijl, waarmee bedoeld wordt ‘zonder gene spelen, alsof ze het zelf zijn’. Omdat spelers vooral ‘in het nu leven’ zijn er niet zoveel barrières als bij ‘normale’ spelers, die vaak allerlei andere zaken opzij moeten zetten om aan die authenticiteit toe te komen. Gehandicapte spelers hebben deze opvatting over direct spelen als het ware in zichzelf zitten en daardoor vormt dat een extra kracht.
Reguliere kunstenaars en buitenstaanders zien vaak niet hoeveel verbeelding er in deze theatrale stukken zit, hoe zaken door bijvoorbeeld ‘uitvergroting van de afwijking’ vooroordelen weg kunnen nemen of zaken scherper kunnen maken. Het vergt veel training, omdat theater een reproducerende kunstvorm is waarbij de speler elke keer weer ‘door die put heen’ moet om tot spel te komen. Het is een andere techniek om juist niet op de ratio te gaan zitten, maar in de (her)beleving en die op de planken overtuigend te brengen. Om dat te laten zien is dit festival een uitstekend middel. Hier komen makers, spelers, instellingen, familie en ander publiek bij elkaar om de vorderingen te zien. En nu nog de stap naar buiten toe: via internet, spelen op (pop)festivals en benaderen van scholen.
6. Niveaus
Binnen de theaterwerkplaatsen zijn minstens drie niveaus van werken te onderscheiden, ieder met een eigen drijfkracht, motor en belang. Ze zijn dan ook niet tegengesteld aan elkaar, maar hebben een ander uitgangspunt, c.q. ze dienen deels een ander doel. Het eerste niveau is noodzakelijk voor de eventueel daaropvolgende niveaus. Met andere woorden: je kunt pas aan theater als (pure) kunstvorm denken als je bereid bent geweest de andere fasen te doorlopen. Dat betekent uiteraard niet dat de keuze van het artistieke team van het eerste niveau via het tweede naar het derde moet gaan. In de context van dit festival, waar veel nadruk ligt op het bereiken van een groter publiek, is de artistieke keuze zeker een legitieme.
Hoe kun je die niveaus indelen? Eerst is er theater op het niveau van emancipatie binnen de eigen werkplaats: je eigenheid ontdekken en ontplooien, je plaats innemen, je gevoelens ontdekken en beleven. Vervolgens ga je met je theatergroep op het niveau van scholing en voorlichting aan de slag, om allerlei redenen: bekend maken van het begrip ‘beperking’, daarvoor terechte aandacht vragen en anderen iets ‘leren over het leven’, zoals in het stuk Pesten. De derde theatervorm ligt op het niveau van (puur) artistieke waarde, theater om de kunst, met daarin uiteraard de nodige thematiek en diepgang, zoals de ontdekking van je eigenheid. Theater als artistiek gegeven op zich, theater dat de reguliere zalen in kan.
Het bovenstaande sluit absoluut niet uit dat de drie niveaus door elkaar kunnen lopen. Bovendien is het niet altijd duidelijk waar de nadruk precies op ligt. Hybride vormen van theater zijn soms juist interessanter dan theater met precies gedefinieerde uitgangspunten. Niveauverschil wil ook niet per se zeggen kwaliteitsverschil, maar het gaat hier om het doel dat je jezelf stelt. Bij ontdekking van jezelf kan er zomaar een juweeltje in een scène ontstaan, dat later in een stuk ‘naar het grote publiek toe’ een rol kan spelen.
En als eenmaal het derde niveau is bereikt, dan wil dat nog niet zeggen dat het altijd zo zal blijven. Want soms zul je met nieuwe spelers weer het hele ‘circus’ door moeten, indien je die keuze maakt uiteraard, om opnieuw naar buiten te treden met theater als kunstvorm. Met de huidige snoeioperaties van het rijk en de gemeenten is dit scenario des te meer realiteit aan het worden. Zo is Theater Maatwerk uit Rotterdam, toch zo’n beetje de bakermat van theater door mensen met een handicap, artistiek onthoofd. Maar ook hier zal hopelijk toch weer iets artistieks opbloeien, omdat het moet, niet omdat het zo leuk is. Emancipatie en in het kielzog daarvan artistieke producten zijn noodzaak, geen hobby van ‘linkse signatuur’.
7. Toekomst
De vraag naar hoe we verder moeten, of het allemaal genoeg is voor alle ambities die er zijn, is helaas niet beantwoord. De diverse voorbeelden uit de praktijk zijn mooi en goed, ze bereiken zeker een deel van het doel dat dit festival voor ogen heeft: meer zichtbaar worden, meer reflectie, elkaar laten zien waar alle inspanningen van de theaterwerkplaatsen toe geleid hebben in mooie en soms bewonderenswaardige voorstellingen. Maar waar staan we over drie jaar, over tien jaar zelfs? Is de weg naar het grote publiek dan gevonden? Of moeten we tevreden zijn met een haalbare doelgroep: geïnteresseerden, brede familie, zorgverleners, artistiek leiders van deze spelers met een zekere beperking en alle andere fans? De tijd zal het leren.
Wat fijn dat je jouw bijdrage wilt geven! Om dat te doen dien je eerst in te loggen.
Heb je nog geen profiel? Registreer dan eerst om een nieuw profiel aan te maken.